Secundair onderwijs - A-stroom - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

De leerlingen kunnen:


6 met concrete voorbeelden aangeven dat organismen op verschillende manieren aangepast zijn aan hun omgeving;
7 in een concreet voorbeeld van een biotoop aantonen dat organismen een levensgemeenschap vormen waarin
voedselrelaties voorkomen;
8 in concrete voorbeelden aantonen dat de omgeving het voorkomen van levende wezens beïnvloedt en omgekeerd;
9 in een concreet voorbeeld aantonen dat de mens natuur en milieu beïnvloedt en dat hierdoor ecologische
evenwichten kunnen gewijzigd worden;
21 onder begeleiding, bij een onderzoeksvraag gegevens verzamelen en volgens een voorgeschreven werkwijze
een experiment, een meting of een terreinwaarneming uitvoeren;
23 onder begeleiding, verzamelde en beschikbare data hanteren, om te classificeren of om te determineren of om
een besluit te formuleren;
24 onder begeleiding resultaten uit een experiment, een meting of een terreinstudie weer¬geven. Dit kan gebeuren
in woorden, in tabel of grafiek, door aan te duiden op een figuur of door te schetsen. De leerlingen gebruiken
daarbij de correcte namen en symbolen;
27 het belang van biodiversiteit, de schaarste aan grondstoffen en aan fossiele energiebronnen verbinden met een
duurzame levensstijl.


Secundair onderwijs - A-stroom - Aardrijkskunde - Vakgebonden eindtermen

De leerlingen kunnen:


2 kaarten en plattegronden lezen door gebruik te maken van legende, schaal en oriëntatie.
13 in een landschap en op beeld de werking van stromend water verwoorden.
15 de vervuilingsgraad van enkele Belgische rivieren van een kaart aflezen en de belangrijkste oorzaken ervan opnoemen.
16* leren respect opbrengen voor de waarde van zuiver water.
19 met voorbeelden illustreren dat weer en klimaat de plantengroei en de activiteiten van dier en mens beïnvloeden.
22 met voorbeelden illustreren dat weer en klimaat de plantengroei en de activiteiten van dier en mens beïnvloeden.
23* leren open ruimten als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen.
25 milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met industriële activiteiten.
27 milieueffecten en samenlevingsaspecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met het stedelijk landschap.
28* leren aandacht hebben voor en dragen bij tot de leefkwaliteit van de eigen omgeving.
32 milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met het verkeer.
35 effecten van toerisme en recreatie op het landschap en de economie verwoorden.
36* leren als toerist en recreant respect opbrengen voor het milieu, het patrimonium en de bewoners.


* Met het oog op de controle door de inspectie werden de attitudes met een asterisk (*) aangeduid.