Driemaandelijkse uitgave van De Milieuboot vzw / nummer 56 / maart 2009
Inhoud
De Bovenschelde in de kijker …

Na de Paasvakantie zijn er opnieuw milieuboottochten o.a. op de Bovenschelde. Van 20 april tot 29 mei vaart de milieuboot eerst tussen Merelbeke en Oudenaarde, daarna tussen Oudenaarde en Bossuit. Een goed moment om de Bovenschelde eventjes onder de loep te nemen …

De Schelde ontspringt in Frankrijk, stroomt daarna door Wallonië, Vlaanderen en Nederland, 350km lang van bron tot monding. De Schelde en haar bijrivieren zijn typische vlakterivieren met een regenwaterregime, hoofdzakelijk gevoed door regenwater en insijpeling.

De Bovenschelde is het gedeelte van de Schelde tussen Cambrai in Frankrijk en Gent. Door de tijstuw in Merelbeke is ze niet meer onderhevig aan de getijden vanuit de zee.
Ze was en is nog altijd een sterk kronkelende rivier. Door de eeuwen heen werden stuwen en sluizen gebouwd om de bevaarbaarheid van de Bovenschelde te verbeteren. Niettegenstaande al die aanpassingen heeft de Scheldevallei toch nog veel van haar oorspronkelijk karakter behouden. Op de oevers van de Bovenschelde ontdek je industriegebieden, maar bijzonder zijn de typische meersgebieden en vooral de talrijke afgesneden Scheldearmen.


De Scheldevallei

Het landschap van de Scheldevallei tussen Doornik en Gent zoals het er nu uitziet, is het resultaat van de werking van ijs, water en wind gedurende tienduizenden jaren.
In het begin was de Schelde een vlechtende rivier met een brede (1 à 2 km), diepe vallei, duidelijk begrensd door heuvels uit tertiaire zanden en kleien.
Ongeveer 6000 jaar geleden werd de Schelde een rivier met een min of meer vast verloop: een meanderende vlakterivier met geringe diepgang. In de nieuwe valleibodem, enkele honderden meter breed en een tiental meter diep, ontwikkelden zich bossen en moerasvegetatie.
Zelfs in de 18de eeuw was de Scheldevallei nog een echte alluviale vlakte en vormde ze een aaneengesloten geheel van lage beemden. Iedere winter liep de vallei onder water en telkens liet de rivier een laagje vruchtbaar slib achter. De meersen werden toen gebruikt als hooilanden en de hoger gelegen delen (de donken) lieten akkerbouw en bewoning toe.

Door zijn tussenkomsten gaf de mens mee gestalte aan de Scheldevallei. De jaarlijkse overstromingen probeerde men steeds meer onder controle te houden met dijken, afwateringsgrachten en sluizen. Op vele plaatsen werd meer dan de helft van de alluviale gronden uitgebrikt, d.w.z. afgegraven voor de ambachtelijk productie van bakstenen. Bij het dieper uitgraven van de klei ontstonden kleiputten, nu belangrijke pleister- en broedplaatsen voor watervogels.
In het begin van de 19de eeuw bestond het meersgebied uit moerassen, natte hooilanden, vochtige weiden en zompige kleiafgravingen.
In de 20ste eeuw werden op de uitgebrikte percelen veel populieren aangeplant voor houtwinning. Samen met de knotbomen die de percelen afboorden, zorgden zij voor de overgang van het open landschap van bij het begin van de 20ste eeuw naar een landschap met een meer gesloten karakter.


Scheepvaart op de Bovenschelde door de eeuwen heen

Tot en met de 9de eeuw was de Schelde door haar verval en onregelmatig verloop moeilijk te bevaren. Er waren geen stuwen en de sterke stroming, de talrijke bochten en de plaatselijke vernauwingen vormden een echte hindernis voor de toenmalige vlot- en scheepvaart.

In de 11de eeuw werd nabij Oudenaarde een eerste stuw gebouwd, die scheepvaart met grotere diepgang toeliet. Op vastgestelde dagen werd het opgehouden stuwwater afgevoerd en konden schepen van deze ‘watersprongen’ gebruik maken om tot Gent te varen. Die dagen waren bekend als de ‘drijfdagen’. Maar een vlotte scheepvaart was dat niet en meestal waren vier à vijf dagen nodig om van Doornik naar Gent te varen.

In 1458 werd de scherpe bocht stroomafwaarts van Oudenaarde afgesneden om het traject in te korten. Het is een van de eerste grootschalige ingrepen om de bevaarbaarheid te vergroten. Vanaf de 15de eeuw zijn ook kleine trajecten van de Bovenschelde rechtgetrokken. Nadien wordt de rivier op steeds grotere schaal rechtgetrokken, verdiept en verbreed, maar aanpassingswerken werden enkel uitgevoerd vanuit lokaal oogpunt.

Pas in de 18de eeuw, onder het Oostenrijkse bewind, groeide het inzicht dat een globaal en interregionaal beleid van groot belang was voor de waterwegen in het Scheldebekken.
In eerste instantie wou men vooral de overstromingen vermijden die de landbouw veel schade berokkenden. Maar al even belangrijk was de economische motivatie. Een beginnende industrialisatie in de steenkool- en metaalnijverheid vereiste immers betrouwbaar transport over waterwegen.
De kanalisatie gebeurde vooral in de periode van 1850 tot 1880. De rivier wordt vanaf dan ook regelmatig uitgebaggerd om voldoende diepgang te garanderen bij hoog water voor schepen met een tonnenmaat tot 335 ton.

Uniforme stuwen, toegankelijk voor zo groot mogelijke schepen, moesten het verval van meer dan 10 meter tussen de Franse grens en Gent overbruggen. Zeer lang was evenwel geen sprake van echte sluizen die een voortdurende beheersing van het verval toelieten. De eerste moderne schutsluizen met een afgesloten kamer (schutkolk) werden op de Bovenschelde pas in de tweede helft van de 19de eeuw in gebruik genomen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden bijna alle kunstwerken op de Bovenschelde vernield. De gelegenheid deed zich dus voor om de Bovenschelde bevaarbaar te maken voor schepen tot 600 ton. Hiervoor kwamen stuwsluizen in Kain, Spiere, Kerkhove, Oudenaarde en Asper. Ze kregen identieke afmetingen (125m op 14,5m) waardoor 6 spitsen, het kleinste type binnenschip, gelijktijdig geschut konden worden.

In 1957 werd de Bovenschelde tussen Gent en de Franse grens (90km) bevaarbaar gemaakt voor het Europaschip (1350 ton).

In het kader van de veiligheid en de toenemende scheepvaart werden of worden ook nu een aantal stuwen op de Bovenschelde aangepakt.

  • De stuw in Oudenaarde werd ontdubbeld.
  • De vernieuwing en ontdubbeling van de stuw te Asper is zo goed als gerealiseerd. Verwacht wordt dat medio 2009 de nieuwe stuwen te Asper in dienst kunnen gesteld worden.
  • Vanaf 2010 wordt ook de stuw in Kerkhove ontdubbeld, de laatste te vernieuwen stuw op het Vlaamse gedeelte van de Bovenschelde.
Tussen 2012 en 2023 worden ook de sluizen aangepakt.

Waterkwaliteit

Zowel de biologische index als de zuurstofhuishouding geven aan dat de kwaliteit van het water in de Bovenschelde matig scoort (gegevens 2007). De vallei van de Bovenschelde is dicht bevolkt en huisvest veel industrie. Tot voor 1993 werd het huishoudelijk en industrieel afvalwater via de verschillende zijwaterlopen ongezuiverd afgevoerd naar de Bovenschelde. Vóór 1993 waren er immers geen rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in het Bovenscheldebekken. Sinds dan zijn er een heel aantal bijgekomen. De lozingen bevatten vooral veel organisch materiaal, wat een goede zuurstofkwaliteit hypothekeert. Ook werden hoge gehaltes aan ammonium en fosfor gemeten, evenals ernstige vervuilingen door verschillende micropolluenten (bv. zware metalen, …). De zwaar verontreinigde Zwarte en Grote Spierebeken, samen met de Rone en de daarin uitmondende Molenbeek, hebben nog steeds een negatieve invloed op de waterkwaliteit van de Bovenschelde, ook al is de situatie de laatste 5 jaar iets verbeterd. Meer stroomafwaarts is de invloed van de zijwaterlopen minder sterk. In vergelijking met 1990 is de biologische kwaliteit verbeterd op 57% van de meetplaatsen. De meeste oude Scheldemeanders worden gekenmerkt door een overwegend goede tot zeer goede waterkwaliteit. Enkel in deze waar nog huishoudelijk afvalwater in terecht komt, is de kwaliteit minder goed.


Meanders


Bij een meanderende rivier is er afwisseling tussen sedimentatie en erosie. Aan de bolle oever (binnenbocht), waar het water traag stroomt, is er afzetting van bodem. Hierop kunnen zich specifieke planten vestigen die bijdragen tot de zuurstofproductie en zuivering van water. Aan de holle oever (buitenbocht) van de meander stroomt het water snel: de bodem wordt weggespoeld. Deze afwisseling tussen diepere en ondiepe zones geeft de stroomminnende fauna veel plaatsen om te overleven. Tussen de vegetatie in ondiepe, rustige delen van de rivier is er een ideale omgeving voor waterorganismen die niet tegen de sterke stroom kunnen inzwemmen.
De erosie kan oevers ondergraven, waardoor koele, donkere schuilplekken ontstaan. Dit geheel van kenmerken zorgt voor een structuurrijke rivier. Een sterk meanderende waterloop is dan ook een kwaliteitsmerk! Daar het water in een meanderende rivier een langere weg moet afleggen kan er ook veel meer water vastgehouden worden. De kans op overstromingen in stroomafwaarts gelegen gebieden is dan kleiner. Rechttrekking en uitdieping zijn nefast voor het structuurrijke aspect van een waterloop. Toch werden vele waterlopen in Vlaanderen, o.a. de Bovenschelde, rechtgetrokken om ze bevaarbaar te maken.



Natuurbehoud en -herstel in de Bovenscheldevallei

De aanpassingen van de Bovenschelde voor de scheepvaart gingen gepaard met het verlies aan natuurlijke habitats en een slechter wordende waterkwaliteit, waardoor de ecologische rijkdom van de rivier enorm achteruit ging (zie kader).
Gelukkig behielden grote delen van de vallei een groot potentieel voor natuurherstel. Vooral de afgesneden meanders bezitten nog een hoge natuurwaarde. De diversiteit aan habitats (en dus aan leven) is in die meanders veel groter dan in de rivier zelf. Gedurende jaren waren de beheerders van de waterloop zich niet bewust van de ecologische waarde ervan. Ze werden vaak gebruikt als stortplaats voor baggerslib of afgegraven aarde van infrastructuurwerken en staan ook ecologisch onder druk door o.a. lozingen van verontreinigd water, mest- en pesticideninspoelingen. Vandaag wordt hun beheer steeds meer toevertrouwd aan of gerealiseerd in samenwerking met de milieuadministraties (ANB, INBO, VMM, VLM), de gemeentes of de natuurverenigingen. Dit beheer beoogt het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarde van die unieke sites.

Vermeldenswaard is ook de realisatie van visnevengeulen ter hoogte van de nieuwe stuwen in Oudenaarde, Asper en later ook in Kerkhove.
Aan stuwen en sluizen worden de vissen immers aangetrokken door de zone met de grootste stroming. Als ze naar de bron van de waterloop trekken, zwemmen ze dus niet naar de sluisdeuren, maar juist tot aan de voet van de stuw, waar ze niet kunnen overspringen. Daarom werden de nieuwe sluizen uitgerust met ‘vistrappen’. De opwaarts migrerende vissoorten kunnen zo de hindernis overbruggen die de stuw vormt.

Zin om de Bovenschelde van dichtbij te ervaren?
Het programma met de trajecten en vaardata van de milieuboot vind je op www.milieuboot.be.
Telefonisch kan je info opvragen op 053 72 94 20. De Milieuboot is ook bereikbaar via e-mail.

Het project 'Educatieve Milieuboottochten' wordt gesteund door de Vlaamse overheid, departement LNE, afdeling Milieu-integratie en -subsidiëringen.

 
Inhoud

De Milieuboot vzw
De Gheeststraat 16 -
9300 Aalst - tel. 053 72 94 20 - fax 053 80 87 43
E-mail - www.milieuboot.be
Reacties op de nieuwsbrief en/of voorstellen voor artikels zijn welkom via e-mail.

De werking van De Milieuboot wordt gesteund door het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid. Redactie: Dolores Baita, Christine Braet, Annelies De Graeve, Mieke De Leeuw, Lies Heirman, Dorothée Lequeux, Kathleen Van Damme, Martine Van de Vijver

Vormgeving: Els Vanhaeght & Angelique Corthals

ICT consultancy: Gunter Van Dyck, Kenneth Demaret