|
 |
Dit
najaar vaart de milieuboot weer uit. In september vaart hij op
de Rupel en de Nete: 2 rivieren in een complex en gevarieerd waterweb.
In oktober staat het Zeekanaal Brussel-Schelde op het programma.
We brengen een situering.
Het Netebekken
Het Netebekken beslaat het grootste deel van
de Kempische Laagvlakte. In die laagvlakte hebben de waterlopen
- een complex kluwen rond de Kleine en Grote Nete - maar een klein
verval en een lage stroomsnelheid, wat ze oorspronkelijk een sterk
meanderend verloop gaf. Van de grotere waterlopen heeft alleen
de Grote Nete nu nog veel meanders. In haar vallei zijn de vochtige
tot moerassige gras- en rietlanden en elzenstruwelen nog prachtige
natuurrelicten. De aanwezigheid van verschillende biotopen zorgt
er zelfs voor dat er een grote concentratie reeën kan standhouden.
De andere belangrijke waterlopen in het Netebekken werden er in
de loop der eeuwen grotendeels aangepast voor de scheepvaart.
Maar al die waterlopen voldeden niet aan de toenemende vraag van
de scheepvaart. Veel nieuwe kanalen werden dan ook uitgegraven.
De Kleine en Grote Nete vormen na hun samenvloeiing in Lier de
Beneden-Nete. Rond Lier zorgt de Afleidingsvaart van de Nete voor
een snelle afvoer van overtollig water en vrijwaart zo de stad
van wateroverlast. De Beneden-Nete is bevaarbaar stroomafwaarts
van Lier; stroomopwaarts verbindt het Netekanaal de Beneden-Nete
met het Albertkanaal.
Door de aanleg van het Netekanaal in de jaren '50 van de vorige
eeuw werd de verbinding voor de scheepvaart tussen de Zeeschelde
en het industriebekken in Luik en de Kempen veel eenvoudiger.
De schepen moesten niet langer rond Antwerpen omvaren.
De Beneden-Nete eindigt aan de samenvloeiing met de Dijle in Rumst,
waar de Rupel begint.
De Rupel en het Zeekanaal Brussel-Schelde
De Rupel is dus eigenlijk een rivier zonder bron.
Hoewel haar lengte maar 12 km bedraagt, is ze een belangrijke
zijrivier van de Schelde.
Behalve voor de Beneden-Nete en de Beneden-Dijle, was de Rupel
vroeger ook een schakel in de verbinding van Brussel met de Noordzee,
als onderdeel van het Zeekanaal Brussel-Rupel-Schelde (de Willebroekse
Vaart). Dit kanaal mondde oorspronkelijk uit in de Rupel ter hoogte
van Klein Willebroek. De eerste sluis dateerde van 1574 en werd
in de periode van 1830 tot 1979 vervangen door een schut- en keersluis,
die op haar beurt gesloten werd voor een nieuwe verbinding van
het zeekanaal met de Rupel ter hoogte van Wintam. Maar ook die
verbinding bleek niet ideaal: grote zeeschepen die van Antwerpen
naar Brussel wilden varen, moesten op het hoogtij wachten vooraleer
ze de Rupel op konden. Om dit te vermijden werd de monding van
het kanaal verlegd naar de Zeeschelde. Sinds 1997 varen de schepen
richting zee langs de nieuwe, ook veel grotere zeesluis van Wintam,
gelegen ter hoogte van Rupelmonde.
De oude sluis van Klein Willebroek die het kanaal met de Rupel
verbindt, werd recent wel heropend voor de pleziervaart. De kanaalarm
is uitgebouwd tot jachthaven.
Eilanden op de Rupel
Door het graven van de nieuwe kanaalarm om het
Zeekanaal met de Schelde te verbinden, ontstonden tussen dit nieuwe
kanaal en de Rupel twee 'eilanden': het Zuidelijk Eiland, dat
de oude sluis van Wintam omsluit, en het Noordelijk Eiland.
Het Noordelijk Eiland, ongeveer het eilanddeel ter hoogte van
de nieuwe zeesluis, is opgehoogd met zand afkomstig van het graven
van het nieuwe kanaal. De bestaande natuur werd ondergespoten,
wat duidelijk te zien is aan de bomen met de stam in het zand.
Het Noordelijk Eiland heeft als bestemming 'natuurontwikkeling'
en wordt heringericht als natuurgebied. Ondanks zijn geringe afmetingen
is het een aanbevelenswaardig voorbeeld van hoe verschillende
overheidsinstellingen en milieu-organisaties de handen in elkaar
sloegen om een boeiende natuurbeleving mogelijk te maken.
Waterkwaliteit
Verschillende kwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren
staan opgenomen in Vlarem II, het besluit van de Vlaamse regering
van 1 juni 1995. Zij bepalen welke kwaliteit het water in de verschillende
waterlopen moet halen, afhankelijk van hun bestemming. De Kleine
Nete en een aantal zijrivieren van de Grote Nete moeten voldoen
aan de norm voor viswaterkwaliteit. Maar bijna de helft van de
meetplaatsen op die waterlopen haalt de norm niet.
Van het water van kanalen in het Netebekken (het Netekanaal en
het Albertkanaal) wordt drinkwater geproduceerd door de Antwerpse
WaterWerken (AWW): dat water - eigenlijk afkomstig uit de Maas
- moet dus voldoen aan de normen voor oppervlaktewater bestemd
voor drinkwaterproductie. Op die kanalen is er nochtans ook veel
scheepvaart. Verkeersborden brengen de schippers op de hoogte
van het feit dat van het water waarop ze varen een eindje verderop
drinkwater gemaakt wordt. Het lozen van afvalstoffen is er dus
uit den boze.
Het Zeekanaal Brussel-Schelde heeft een matige biologische waterkwaliteit.
Maar de Zenne is wel nog altijd zwaar verontreinigd en heeft een
zeer slechte biologische kwaliteit. Via de Rupel is ze één van
de belangrijkste vervuilers van de Schelde en voert ze een enorme
vuilvracht naar de Noordzee.
Maar er is beterschap op komst. De drie gewesten doen namelijk
grote inspanningen om de waterzuivering in het Zennebekken uit
te breiden: zowel in Vlaanderen en Wallonië, maar vooral in Brussel
wordt zwaar geïnvesteerd in de uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur.
Op een aantal plaatsen werd zelfs al een matige biologische kwaliteit
opgemeten.
De waterkwaliteit van de Rupel is door de toevoer van het afvalwater
van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via de Zenne nog altijd
zeer slecht. Bovendien is er in de Rupelstreek een grote industriële
bedrijvigheid. Behalve de verbeterde waterzuiveringsinfrastructuur
dragen ook de inspanningen van de industrie in belangrijke mate
bij tot een gestage verbetering van de waterkwaliteit sinds 1998.
Getijden
De Rupel is afhankelijk van het getij, wat je
ook in de omgeving kan waarnemen. Bij hoogtij heb je vanaf het
water op rechteroever een vergezicht over de Rupelstreek en op
linkeroever over Klein-Brabant; bij laagtij zie je de waadvogels
voedsel zoeken op de vrijgekomen slikken.
Ook de Netes en de Dijle waaruit de Rupel onstaat, zijn getijdenrivieren:
de Grote Nete tot in Itegem en de Kleine Nete tot in Grobbendonk.
Het getij wordt gestopt op de Beneden-Nete
door de tijsluis in Duffel, die de Beneden-Nete met het Netekanaal
verbindt.
Slikken en schorren
Rivieren waar bij vloed zout water bij het zoete
komt, worden zoetwatergetijderivieren genoemd. Samenhangend met
de getijdebeweging, heeft de Rupel de voor zoetwatergetijderivieren
ook zeer typische ecotopen 'slikken en schorren'. Ze zijn op wereldvlak
zeldzaam en verdienen speciale aandacht.
De slikken overstromen tweemaal daags. Ze worden bij gewoon tij
begrensd door de hoogwater- en de laagwaterlijn. De typische vegetatie
voor de slikken is de bies. Maar op de meeste slikken in Vlaanderen
komt deze ronde grasachtige soort niet voor. Een verklaring hiervoor
is misschien te vinden in de te sterke stroming of het te vervuilde
water.
Op de schorren komt wel een gevarieerde plantenvegetatie voor.
Heel typisch zijn de vloedbossen. Gedeelten van de schorren overstromen
ook tweemaal daags, de voeten van de bomen staan dan in het water.
Via kreekjes en geulen kan het water diep de schorren binnendringen,
het geheel is heel moeilijk toegankelijk en lijkt wat op de tropische
'mangrove'. De bovengrens van de schorren wordt bepaald door het
springtij. Springtij komt tweemaal om de 29 dagen voor, bij volle
maan en nieuwe maan, als de zon de aantrekkingskracht van de maan
op de watermassa nog versterkt.
Maar de mens kan ingrijpen tegen de natuur door bijvoorbeeld hoge
dijken te bouwen. Zo zal bij springtij het Rupelwater de bovengrens
van de schorren niet meer bereiken door de 8 m hoge dijken. Die
dijken vormen een onderdeel van het Sigmaplan, dat is uitgewerkt
om de omwonenden tegen overstromingsgevaar te beschermen. Bij
vloed en noordwesterstorm kan het water namelijk gevaarlijk hoog
komen.
Slikken en schorren zijn bij uitstek foerageer- en nestgebieden
voor tal van vogels. Eendensoorten en steltlopers halen op de
slikken hun voedsel uit het slib en/of filteren het uit het water.
In het riet komen zangvogels voor als de blauwborst, de bosrietzanger,
de kleine karekiet, de sprinkhaanrietzanger, de rietzanger en
de rietgors. Ransuilen overwinteren in de struwelen. De blauwe
reiger, de aalscholver en de fuut zijn voorbeelden van viseters.
Ook roofvogels zoals de bruine kiekendief, de buizerd en de torenvalk
cirkelen er nogal eens rond.
Steenbakkerijen en natuurgebieden
De Rupelstreek is bekend voor haar steenbakkerijen.
Vele steenbakkerijen zijn nu gesloten en staan er vervallen bij.
Maar enkele zijn nu nog in bedrijf.
Om bakstenen te maken, heb je natuurlijk klei nodig. De Boomse
klei, waaruit de bakstenen gemaakt worden en die ter plaatse ontgonnen
wordt, staat bekend om zijn goede kwaliteit. De ontginning van
de kleilagen veroorzaakte een landschap vol kraters en putten.
De Rupelstreek had in de jaren 1970 en 1980 de reputatie als 'stortplaats
van Vlaanderen'. De steenbakkerijen hadden namelijk de verplichting
om na het uitgraven van de klei het landschap in de oorspronkelijke
staat te herstellen. Dit werd algauw een excuus om de ontstane
putten met afval te vullen. Men redeneerde ook dat de ondoordringbare
kleibodem van deze putten de ideale plaatsen maakte om afval veilig
kwijt te geraken. Hoewel beweerd wordt dat de klei rondom de stortplaats
ondoordringbaar is, blijkt dit niet voor 100% sluitend te zijn.
In kleilagen kunnen namelijk barsten en spleten voorkomen waarlangs
alsnog verontreinigde stoffen naar het grondwater kunnen doorsijpelen.
Maar niet alle kleiputten zijn volgestort. Sommige zijn behouden
en/of opgevuld met regenwater en vormen zo een waardevol natuurgebied.
Vele vroegere kleiputten, zoals de Walenhoek in Niel, de Maaienhoek
in Schelle of het Provinciaal recreatiecentrum De Schorre in Boom,
zijn nu prachtige groengebieden. Natuur en zachte recreatie (hengelen,
fietsen, wandelen) gaan er hand in hand.
Op verkenning
Dit najaar kan je de Nete, de Rupel en het Kanaal
Zeekanaal Brussel-Schelde verkennen met de milieuboot. Maar niet
alleen per schip kan je de streek verkennen. In de Rupelstreek
en Klein-Brabant zijn tal van fietsroutes uitgewerkt langs de
Rupel en de Schelde, al dan niet in combinatie met een overzet
per veerboot. Er bestaan veerdiensten tussen Niel en Puurs, tussen
Boom en Klein-Willebroek en tussen Schelle en Wintam.
Allemaal leuke tips voor een leerrijk en ontspannend dagje uit! |