Nummer 90 - maart 2019
Terug

Het verhaal van een kanaal: het Kanaal naar Charleroi

 
Het Kanaal naar Charleroi thv Ruisbroek????

Het Kanaal naar Charleroi en het Zeekanaal Brussel-Schelde maken samen de verbinding tussen het stroomgebied van de Maas (meer specifiek het Samberbekken) en het stroomgebied van de Schelde (meer specifiek het Zennebekken). Dit kanaal stroomt 47,8 km door het Waals gewest, 13 km door het Vlaams Gewest, 14 km door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vervolgens weer 27 km door het Vlaams Gewest.
Hoewel het één doorlopend kanaal is, heeft het drie namen: stroomopwaarts van Brussel spreekt men over het Kanaal naar Charleroi, stroomafwaarts Brussel over het Zeekanaal Brussel-Schelde (vroeger Willebroekse Vaart of Kanaal Brussel-Rupel), in Brussel zelf kreeg het de naam ‘Haven van Brussel’. Steeds meer milieuorganisaties noemen deze 3 stukken kanaal samen het ‘Zennekanaal’. Deze benaming verwijst naar de nauwe hydrologische samenhang van de Zenne en het kanaal. Het Kanaal naar Charleroi eindigt ter hoogte van het Saincteletteplein in Brussel, vanaf waar het de Haven van Brussel wordt genoemd. De Haven van Brussel sluit dan weer aan op het Zeekanaal Brussel-Schelde, waardoor Brussel in verbinding staat met de Schelde en de Haven van Antwerpen.

Het Kanaal naar Charleroi is een volledig kunstmatige waterloop die in Charleroi gevoed wordt door de Samber.
Kenmerkend voor dit kanaal is dat het over een plateau in het landschap heen loopt. Dit plateau vormt namelijk de scheidingslijn tussen het Samberbekken en het Zennebekken. Hierdoor moeten het water van het kanaal en de schepen via een ingenieus systeem van kunstwerken over grote hoogteverschillen geleid worden.
In Ronquières bevindt zich een indrukwekkende scheepslift dat schepen een hoogteverschil van wel 68 m hoog kan laten overbruggen! Om scheepvaart over een dergelijk hoogteverschil mogelijk te maken moet er aan een aantal sluizen voldoende water kunstmatig omhoog gepompt worden. Deze waterbevoorrading vraagt veel dure elektrische energie.

Het Kanaal naar Charleroi maakt grotendeels deel uit van het Zennebekken. Het Zennebekken heeft een totale oppervlakte van 1160 km² en strekt zich uit over het Waals, Brussels Hoofdstedelijk en Vlaams Gewest.
De Zenne zelf ontspringt in Naast (Zinnik - Soignies) in Wallonië en mondt na ongeveer 100 km uit in de Dijle.
Het Kanaal naar Charleroi ontvangt op verschillende plaatsten water van de Zenne en haar bijrivieren. Aangezien de Zenne een regenrivier is, waarvan het debiet sterk kan schommelen onder invloed van het weer, kan deze geen gelijkmatige waterbevoorrading van het kanaal verzekeren. De Samber blijft dus de belangrijkste bron van water voor het kanaal, wat bijdraagt tot de nood aan kunstmatige systemen om de waterbevoorrrading van het kanaal te regelen.

In de 19de en 20ste eeuw werd de Zenne in Brussel ingekokerd en omgeleid. Die inkokering heeft nog altijd gevolgen voor de waterafvoer en kan, in tijden van hevige regenval, mee leiden tot overstromingen stroomopwaarts Brussel. Stroomopwaarts Halle meandert de Zenne op de linkeroever van het kanaal. In Halle duikt ze onder het kanaal door en vervolgt haar kronkelende loop op de rechteroever. Op andere plaatsen zijn bij het graven van het kanaal enkele meanders van de Zenne afgesneden. Hierdoor ontstond bv. in Lembeek het waardevolle natuurgebied de Grote Zenne.

Hellend Vlak van Ronquières

Het kanaal vroeger, nu en in de toekomst

Het Zeekanaal Brussel-Schelde is veel ouder dan het Kanaal naar Charleroi. Het werd tussen 1550 en 1561 gegraven omdat de toegeslibde Zenne niet meer bruikbaar was als ontsluitingsvaarweg voor Brussel.
De eerste plannen om Charleroi met Brussel te verbinden dateren van 1656. Pas in 1823 werd geld vrijgemaakt en in de periode 1827-1832 werd het Kanaal naar Charleroi uiteindelijk gegraven. Hierdoor werd er een rechtstreekse verbinding gecreëerd tussen Charleroi en Brussel. Dankzij de aansluiting met het reeds bestaande Zeekanaal Brussel-Schelde was ook de verbinding met de Haven van Antwerpen verzekerd. Door bezuinigingen en moeilijke terreinomstandigheden werd het kanaal maar 2 m diep en ongeveer 6 m breed. Het kanaal telde initieel wel 55 sluizen! De tonnenmaat was beperkt tot 70 ton, de capaciteit van de typische ’baquets de Charleroi’. Het kanaal werd o.a. gebruikt om steenkool vanuit de Waalse mijnen naar Brussel en Vlaanderen te vervoeren.

In de loop van de 20ste eeuw onderging het Kanaal naar Charleroi vele aanpassingen, verbredingen en verdiepingen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het aantal sluizen verminderd naar 11. In 1968 werd het hellend vlak van Ronquières in gebruik genomen. Anno 2019 verbinden het Kanaal naar Charleroi en het Zeekanaal Brussel-Schelde nog altijd de Antwerpse haven met Brussel en Wallonië. Zee- en binnenvaartschepen tot 4500 ton, zoals containerschepen, kunnen hun goederen op het Zeekanaal transporteren tot aan de voorhaven van Brussel (ten noorden van de Van Praetbrug). Van hieruit worden de meeste goederen op vrachtwagens geladen en via het wegverkeer naar hun bestemming in een wijde straal rond Brussel gebracht. Verder stroomopwaarts tot Charleroi is het kanaal bevaarbaar voor schepen tot 1350 ton. De laatste 40 jaar, sinds de sluiting van de steenkoolmijnen en de afname van de metaalnijverheid in Wallonië is het Kanaal naar Charleroi minder belangrijk geworden voor het vrachtverkeer. Per schip worden vooral nog bouwmaterialen, stenen, brandstoffen, oud ijzer en graan vervoerd (de laatste jaren 2 tot 3 miljoen ton per jaar).

Andere aspecten en functies van het kanaal wonnen in de loop der jaren echter aan belang: waterkwaliteit, waterbeheersing, strijd tegen overstromingen, natuur in en om het water, toerisme en recreatie, personenvervoer langs de waterweg, integratie van de waterweg in het stadsweefsel, …
Op het Vlaamse deel van het Kanaal naar Charleroi wil de waterwegbeheerder De Vlaamse Waterweg nv het kanaal opwaarderen voor containerscheepvaart. Dit impliceert o.a. dat bestaande bruggen vernieuwd moeten worden tot een doorvaarthoogte van 7m en dat het kanaal 2m verdiept moet worden. Ook zal het verbreed worden tot 28m in het stadscentrum en tot tot 40m buiten het stadscentrum. Het is onduidelijk of de andere gewesten (Brussel en Wallonië) dezelfde aanpassingen ten noorden en ten zuiden van deze Vlaamse kanaalstrook zullen doorvoeren.

Het overstort in Lembeek

Waterbeheer en het voorkomen van overstromingen

De Zenne en het kanaal vormen één hydrologisch systeem. Hoewel het kanaal voornamelijk gevoed wordt door de Samber, voeren ook de Zenne en haar bijrivieren water aan bij het vervolg van zijn loop. De Zenne is een regenrivier die stroomt door een heuvelend landschap. Door de afvoer van regenwater via riolen en beken naar de Zenne kan haar debiet bij grote hoeveelheden neerslag dan ook op enkele uren tijd pieken.
Om bij dergelijke hoge debieten overstromingen te vermijden wordt overtollig Zennewater via verschillende overstorten (*) het kanaal geleid. Dit gebeurt vooral voor de beveiliging van Halle en Brussel. Al dit water stroomt vervolgens naar het Zeekanaal en zo naar de Schelde. In Vilvoorde functioneert een overstort op de omgekeerde manier: het loost een eventueel teveel aan kanaalwater in de Zenne. De overstorten hebben dus een regulerende werking. De toenemende verstedelijking en de klimaatsverandering zetten het hydrologisch systeem Zenne-kanaal echter onder druk. Overstromingen bedreigen de streek tussen Tubize en Anderlecht. De grootste overstromingen vonden plaats in november 2010 waarbij de Zenne en uitzonderlijk ook het kanaal uit hun oevers traden. Voornamelijk Rebecq, Tubize, Halle, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw werden getroffen. Deze ramp bracht 2091 schadedossiers en 34 miljoen euro kosten in de Zennevallei met zich mee.

Een efficiënte waterbeheersing vraagt om een aanpak op rivierbekkenniveau. Aangezien al het water binnen een rivierbekken met elkaar verbonden is kan een ingreep op een bepaalde plaats binnen het bekken immers effect hebben op een andere plaats. Het is voor de overstromingsgevoelige zone tussen Rebecq en Anderlecht dan ook belangrijk dat de verschillende bevoegde instanties van de drie betrokken Gewesten de overstromingsproblematiek op een gecoördineerde manier aanpakken. In de stroomopwaartse zones van het Zennebekken zou zoveel mogelijk neerslagwater moeten worden vastgehouden. Dit kan onder andere door de aanleg van overstromingsgebieden, gescheiden rioleringen, infiltraties in de bodem enz. Op deze manier komt er minder water in de overstromingsgevoelige gebieden terecht.
Na de ramp van 2010 werden verschillende nieuwe overstromingsgebieden (ZIT) gebouwd en in werking gesteld in Wallonië. Hierdoor werd bijna 680 000 m³ extra bergcapaciteit gecreëerd, wat al een mooie stap is in de goede richting. Men voorziet nog wachtbekkens aan te leggen voor ca.
580 000 m³ bergcapaciteit vóór 2022. Ook in Halle werden er reeds verschillende bufferbekkens aangelegd. In de stroomafwaartse zone tussen Tubize en Brussel zou er op zijn beurt geïnvesteerd moeten worden in maatregelen die een grotere, gecontroleerde waterafvoer toelaten. Dit kan bijvoorbeeld door slibruiming, door de afvoercapaciteit van langsriolen, stuwen en bypases te verhogen enz.

Op www.waterinfo.be kan je de actuele waterstanden van de Zenne en andere Vlaamse waterlopen raadplegen.

Waterkwaliteit en visbestand

De waterkwaliteit van de Zenne is de voorbije jaren gevoelig verbeterd dankzij de zuiveringsinspanningen van de drie Gewesten. Het afvalwater van steden en gemeenten zoals o.a. Lembeek, Halle, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw wordt eerst grotendeels gezuiverd in rioolwaterzuiveringsinstallaties vooraleer het in de Zenne geloosd wordt. Desondanks is de huidige toestand nog steeds onvoldoende. Stikstof- en fosforverbindingen, afkomstig van ongezuiverde afvalwaterlozingen, industrie en landbouw, en de aanwezigheid van enkele giftige stoffen beperken nog altijd de biodiversiteit in en langs de rivier. Door de verschillende overstorten tussen Zenne en kanaal beïnvloedt het Zennewater ook de kwaliteit van het kanaalwater en het leven dat erin voorkomt. De waterkwaliteit in het kanaal is iets beter dan in de Zenne, maar is nog steeds ontoereikend om een gezonde ecologische toestand te bereiken. Ook het gebrek aan milieuvriendelijke oevers draagt bij tot deze problematiek. Zo komen er maar 12 vissoorten in het Kanaal naar Charleroi voor. Hierbij zijn brasem en blankvoorn veruit de meest voorkomende soorten. Opmerkelijk is ook de aanwezigheid van exoten zoals de blauwband- en zwartbekgrondel en de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft.

Molens van Ruisbroek
Woonproject langs het kanaal in Halle
Toeristische boottochten op het kanaal

Water in de stad

Zoals zo veel andere steden ontstond ook Halle aan een rivier, de Zenne. In 1400 werd de Leide gegraven om het debiet van de Zenne door de stad beter te controleren en zo het overstromingsgevaar in te dijken. De oude loop van de Zenne door de stad werd in 1962 volledig gedicht. De Leide is nu de enige ‘Zenneloop’ buiten het centrum. Hoewel de Zenne in het verleden omwille van wateroverlast en waterverontreiniging uit het stadsbeeld werd geweerd, treedt er de laatste jaren een omgekeerde beweging op. Dankzij de verbeterde waterkwaliteit worden vertoeven en wonen aan het water steeds aantrekkelijker.

Stadsvernieuwingsprojecten streven naar de integratie van de Zenne en het kanaal in het stadsbeeld. Zo zijn er in de stad Halle werken aan de gang om de mobiliteit in en rond het kanaal te verbeteren, waarbij de buurt rond het kanaal een stuk aantrekkelijker en toegankelijker gemaakt zal worden voor zijn inwoners. Ook verder buiten de stad zijn er woon-projecten langs het kanaal of worden oude industriële panden langs het water omgevormd tot lofts. Van dit laatste vinden we een voorbeeld in Ruisbroek, waar de oude molens bewoonbaar werden gemaakt.

Ook in Halle werd een groot stadsvernieuwingsproject gerealiseerd: ‘Rivierenhof’. Deze historische industriële zone langs de Roggemanskaai werd gesaneerd en geherwaardeerd, waarbij er verschillende nieuwe woongelegenheden langs het kanaal gebouwd werden.

Recreatie

Bijna dagelijks zie je hengelaars op de oevers van het kanaal. Het aangelegde jaagpad laat fietsers en wandelaars bij mooi weer genieten van het kanaal. Dit jaagpad vormt eveneens een rechte en veilige verbinding tussen steden, ideaal voor zachte mobiliteit, weg van gemotoriseerd verkeer.
Aan de Suikerkaai in Halle en aan de Molens van Ruisbroek leggen passagiersschepen aan voor een toeristisch tochtje op het kanaal richting Brussel of naar het hellend vlak van Ronquières en de indrukwekkende scheepslift van Strépy-Thieu.



De sluis van Halle
De koeltoren van Drogenbos
Meanderende Zenne naast het kanaal in Lembeek

Industrie

Tijdens onze tocht tussen Halle en Ruisbroek komen we heel wat bedrijventerreinen tegen. Een klein deel van deze bedrijven gebruikt het kanaal als transportweg. Het bouwbedrijf Denayer in Halle en Interbeton in Sint-Pieters-Leeuw voeren hun bouwmaterialen aan via het kanaal. De schepen worden versast in de sluizen van Lembeek, Halle, Lot en Ruisbroek.

Enkele bedrijven, zoals het chemische bedrijf Allnex in Drogenbos, gebruiken kanaalwater in het productieproces of als koelwater. De meeste bedrijven lozen hun afvalwater, al dan niet ge-zuiverd, in de Zenne.
Naast Allnex torent de koeltoren van de elektriciteits-centrale van Drogenbos boven het landschap uit. Deze voormalige gascentrale wordt nu omgebouwd om batterijen met een grote opslagcapaciteit te testen. Hierdoor zou elektriciteit afkomstig van wind- en zonne-energie opgeslagen kunnen worden, wat de stabiliteit van het elektriciteitsnetwerk moet verhogen.

Natuur

De oevers van het kanaal zijn hoofdzakelijk ingericht in functie van de scheepvaart. Ter hoogte van Lot (Beersel) legde de waterwegbeheerder plasbermen (**).
Het meest natuurlijke deel langs het kanaal vinden we terug in Lembeek. Het natuurgebied de Grote Zenne (of het Verdronken Torendomein of Malakoffdomein) is een oud kasteeldomein dat door het graven van het kanaal in twee werd gesplitst. Bovendien werd een Zennemeander afgesneden van de Zenne. De afgesneden Zennemeander staat in verbinding met de Maasdalbeek die op haar beurt vrij zuiver water vanuit het Maasdalbos afvoert naar het kanaal. Het Maasdalbos maakt deel uit van het Plan Boommarter, een plan dat verschillende bos- en natuurgebieden met een bijzondere ecologische waarde in en rond Halle tot één grote groene zone wil verbinden.

Vanop het jaagpad hebben fietsers en wandelaars zicht op een meanderende Zenne in een groene omgeving.




(*) Overstorten zijn constructies langswaar het water van de ene waterloop naar de andere kan stromen of ‘overlopen’, hier tussen de Zenne en het kanaal. Dergelijke overstorten komen voor in Lembeek, Anderlecht, Molenbeek en Vilvoorde.

(**) Een plasberm is een natuurvriendelijke oeververdediging. Ze is belangrijk voor bijna alle (inheemse) vissoorten als paaiplaats, foerageergebied of als leefgebied. In plasbermen groeien moerasvegetaties, wat nestgelegenheid biedt aan tal van watervogels.

Terug

De Milieuboot vzw - De Gheeststraat 16 - 9300 Aalst - tel. 053 72 94 20
- www.milieuboot.be - Uitschrijven